Landschap

Oogvlekkenziekte [Kabatiella zeae]

Oogvlekkenziekte is de belangrijkste voetziekte in wintertarwe en een typische vruchtwisselingsziekte als gevolg van teveel graan in een bouwplan. Deze schimmelziekte komt algemeen voor in teeltgebieden met een gematigd winter- en een vochtig voorjaars-klimaat. Direct (door aantasting van plantweefsel) of indirect (door legering) kan de opbrengstderving door oogvlekkenziekte oplopen tot maar liefst 30 procent. Een economisch verlies is te verwachten als in het stadium van het melkrijp zijn van de korrels het merendeel van de stengelvoeten voor meer dan 50 procent verbruind is, of als eenderde van de stengelvoeten verrottingsverschijnselen vertoont. De gevolgen van oogvlekkenziekte op de opbrengsten van wintertarwe is de laatste jaren wat afgenomen. Dit komt onder meer vanwege de klimaatveranderingen, de rassenkeuze en de veranderende teeltmethoden.

Besmettingsbron

Niet voldoende ondergewerkte stoppelresten vormen een belangrijke besmettingsbron voor oogvlekkenziekte. Op de oogstresten kan de schimmel drieënhalfjaar overleven (in de vorm van ruw schimmelmycelium) en infecties veroorzaken. Stro dat is aangetast door oogvlekkenziekte vergaat minder snel dan gezond stro. Dat komt doordat de schimmel de ontbinding door de gangbare micro-organismen tegengaat.

Aantastingsbeeld

Op het bestrijdingsmoment van oogvlekkenziekte (GS 30-37), zijn de symptomen van de ziekte met het blote oog nauwelijks waar te nemen. Voor een goedediagnose zijn dan meestal laboratoriumtesten noodzakelijk. Regionaal kan het optreden van de schimmelziekte worden voorspeld aan de hand van waarschuwingssystemen, die gebaseerd zijn op weersvoorspellingen.

De ziekteverwekker kan afhankelijk van de weersomstandigheden al vanafhet derde of vierde bladstadium netboven de grond necrotische vlekkenvormen. Deze vlekken breiden zich al snel uit naar de bladscheden. Onderscheid tussen deze symptomen en de bruinverkleuringen die veroorzaakt worden door fusarium- of septoriasoorten is er nauwelijks. Pas in een later gewasstadium (GS 34-37) worden op de stengel de kenmerkende lichtbruine laesies zichtbaar (oogvlekken, medaillonvormige vlekken).

De overgang tussen deze vlekken en gezond weefsel is niet scherp. Na een late aantasting van de oogvlekkenziekte zijn op de stengel vaak slechts lichte, spitse, onregelmatige bruinverkleuringen op het weefsel te zien.Bij een zware aantasting en gedeeltelijke verrotting van de stengel bestaat het binnenste van een stengel uit een vlechtwerk van grauwe en wat-achtig mycelium.

Vergelijkbare schadebeelden

De veroorzaker van de scherpe oogvlekken (Rhizoctonia cerealis) veroorzaakt tot aan het derde knoopstadium necrosevlekken op de tarwestengel. Bij deze aantasting is de afscheiding tussen gezond en aangetast weefsel zeer scherp in de vorm van een donkerbruine rand. Op de lichte oogvlekken bevinden zich vaak kleine, bruine myceliumophopingen (sclerotiën). Deze laten zich zonder beschadigingen van de bladscheden afvegen. De fusariumsoorten en Gaeumannomyces graminis (tarwehalmdoder) veroorzaken niet-specifieke bruinverkleuringen aan de bladscheden en stengels. Voor een exacte diagnose is vaak nader onderzoek noodzakelijk.

Bestrijding

Preventieve teeltmaatregelen

  • Een ruime vruchtwisseling verlaagtde ziektedruk aanzienlijk
  • Een latere zaaidatum beperkt de kans op herfstinfecties
  • Een goede stoppelbewerking enbemesting bevorderen het verrotten van stroresten.

Bij een zeer intensieve vruchtwisseling met veel graangewassen in het bouwplan heeft een grondbewerking geen invloed op het aantastingsniveau van oogvlekkenziekte. Een latere zaaidatum verkort de tijd dat de graanplanten bloot staan aan het pathogeen.Tegen de tijd dat het gewas dan opkomt, zijn de infectieomstandigheden voor de schimmel minder gunstig.Diep gezaaide tarwe wordt in de regel zwaarder aangetast dan oppervlakkig gezaaide tarwe, dit heeft te maken met de sterkte van de stengel.

Lagere plantaantallen zorgen vooreen betere beluchting van het gewas.Daardoor zal de schimmel zichminder snel ontwikkelen en neemtde kans op ernstige aantasting vande stengelvoet af.

Toepassing van fungiciden

Op het beste bestrijdingsmoment(GS 31-37) is moeilijk vast te stellen welke ziekteverwekker de stengelvoetziekte veroorzaakt. Daarvoor is vaak nadere onderzoek noodzakelijk. Breedwerkende middelen zijn meestal ook effectief tegen oogvlekkenziekte. In enkele teeltgebieden in Duitsland zijn verschijnselen van resistentie waargenomen bij benzimidazol- en imidazolbevattende fungiciden.

Top