Landschap

Gele bladvlekkenziekte (pyrenophora tritici-repentis) [Pyrenophora tritici-repentis]

De Nederlandse naam van de schimmel is gele bladvlekkenziekte maar bij veel telers is deze ziekte beter bekend als DTR. In Duitsland is de schimmel bekend onder de naam H.T.R./D.T:R. of Blattdürre.

Betekenis

Een intensief bouwplan en minimale grondbewerking werken aantastingen door de schimmel Drechslera tritici-repentis ofwel DTR in de hand.De schimmel kan afhankelijk van de ziektedruk 20 tot 50 procent opbrengstderving veroorzaken, meestal als gevolg van een tegenvallend duizendkorrelgewicht. De mate van aantasting kan van jaar tot jaar verschillen en is erg afhankelijk van de weersomstandigheden. In teeltsystemen met minimale grondbewerking, dus zonder kerende grondbewerking, is de druk van DTR groter dan in systemen met ploegen als grondbewerking.De schade veroorzaakt door DTR heeft vooral betrekking op het verlies aanassimilatiecapaciteit door aantasting van bladweefsel. De mate van de schadeis afhankelijk van de omvang van debesmettingsbron, de duur van de weersomstandigheden die gunstig zijn voor een epidemische ontwikkeling, de gevoeligheid van het ras en het gewasstadium van de tarwe op het moment dat de aantasting begint. Drechslera tritici-repentis komt vooral op tarwe voor, maar kan ook triticale en rogge aantasten. Kweekgras en diverse andere grassoorten zijn ook waardplant van de schimmel.

Besmettingsbron

De schimmel overleeft de periode zonder waardplanten op stro- en stoppelresten. Dit gebeurt in de geslachtelijke vermeerderingsfase in de vorm vankogelronde, bruine pseudotheciën. Deze pseudotheciën zijn vaak verantwoordelijk voor de primaire infecties in een jonge tarweaanplant. De vorming van de pseudotheciën en de ascosporen vindt plaats vanaf de herfst tot in het voorjaar. De meeste ascosporen van DTR worden uitgestoten in maart en april. Voor de uitstoot is de aanwezigheid van vocht noodzakelijk, vaak is dauw al voldoende. Primaire infecties veroorzaakt door ascosporen komen vooral voor bij tarwe op tarwe, omdat de verspreiding van deze geslachtelijke sporen beperkt blijft tot enkele centimeters. Voor de secundaire infecties binnen een gewas en verspreiding over grotere afstanden zijn de ongeslachtelijk gevormde conidiën verantwoordelijk. De wind zorgt voor de verspreiding van deze sporen, die worden gevormd op kenmerkende sporendragersin aangetast bladweefsel.

Aantastingsbeeld

De primaire infecties van DTR ontstaan in april/mei vanuit stro- en stoppelresten en veroorzaken ronde lichtbruine vlekken op de onderste bladeren van een jong tarwegewas. De secundaire infecties zorgen voor de kenmerkende donkerbruine infectiepunten, die omgevenzijn door een chlorotische rand.Deze infectiepunten breiden zich uit tot cylindrische, en later onregelmatige bladvlekken, waarin de eerste aantastingspunten lange tijd nog te zien blijven. Bij ernstige aantastingen lopen de necrotische bladvlekken uiteindelijk in elkaar over. Als het aantastingsbeeld van DTR op het oog niet te onderscheiden is van andere vergelijkbare symptomen, dan is een nadere bestudering van de alleenstaande zwarte sporendragers, die op dood bladweefsel te vinden zijn, noodzakelijk.

Vergelijkbare schadebeelden

De bladsymptomen van DTR lijken opde symptomen van kafjesbruin. Als de bladoksels ook aangetast zijn dan duidt dit meer op septoria. Voor een definitief uitsluitsel is soms een nadere bestudering van de vermeerderingsorganen nodig (bij vergrotingen van minimaal 30x). De sporendragers van DTR staan afzonderlijk op het bladoppervlak. Bij bijvoorbeeld de zwart schimmel Cladosporium zijn de vruchtlichamen gebundeld en bovendien dunner en kleiner dan de sporendragers van DTR. Als de tarwe afrijpt dan kunnen er ook alleenstaande sporendragers van alternaria-schimmels op het gewas voorkomen. Deze sporendragers, met de sporen in rijen gerangschikt, zijn echter in vergelijking met die van DTR vooral dunner en kleiner. In zeer droge jaren kunnen op bepaalde tarwerassen bladvlekken die het gevolg zijn van stressfactoren verward worden met DTR.

Bestrijding

Preventieve teeltmaatregelen

  • Teelt van tarwe op tarwe zoveelmogelijk vermijden.
  • Een ruime vruchtwisseling aanhouden.
  • Stro- en stoppelresten zorgvuldigonderwerken.
  • Bevorderen van de bodemvruchtbaarheid, bijvoorbeeld door hetgebruik van groenbemesters.
  • Teelt van weinig gevoelige rassen.

Toepassing van fungiciden

Curatieve inzet van fungiciden na infectie biedt maar beperkte mogelijkheden om de ziekte te stoppen. Het is vanaf GS 32 tot 37 van belang bij eerstesporulatie een fungicide in te zetten.Omdat sporulatie alleen op verdroogd blad plaatsvindt, moet voor het vaststellen van eventuele sporulatie dan ook ouder blad op de onderste etagesbestudeerd worden. Vooral percelen met tarwe na tarwe moeten intensief worden gecontroleerd. Zodra sprake is van sporulatie dient zo spoedig mogelijk een bespuiting uitgevoerd te worden.Een herhaling van de bespuiting na een aantal weken kan noodzakelijk zijn.

Top